Saturday, November 26, 2016

26 november 2016: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (II)


Wat mij interesseert in kunst is in hoeverre de activiteit van het scheppen van kunst zich leent voor een levensvorm. Oftewel: kan zij tot vrijheidspraktijk worden?


Wanneer ik doodga, wil ik mijzelf niet het verwijt kunnen maken dat ik op safe heb gespeeld.


Ongelofelijk hoe sterk het geloof is in de vormende én heilzame werking van patronen, zoals leef- en voedingsregels, vaste gewoontes en waarheden, zowel in handelen als in denken. M.n. in religies. Terwijl het er juist op aankomt de neiging tot patroonvorming te onderkennen, er lucht in te blazen, en er voorbij te komen!


Is vrijheid een effect van onze denktaligheid? Immers, wij hebben niet alleen momenten van angst, onzekerheid en kwetsbaarheid; we kunnen ons er ook van bewust zijn, en daarmee van onze sterfelijkheid en van de vergankelijkheid van hoe we zijn, wat we hebben etc. Is vrijheid dan niet het besef dat we daar iets aan kunnen doen, of moeten doen, met name wanneer we menen daartoe de mogelijkheid toe hebben?


Ego een illusie? ‘Ego’ is niet zozeer het complex aan afweermechanismen dat ik heb ontwikkeld ter bescherming van mijn kwetsbaarheid en om te dealen met vergankelijkheid; waarschijnlijk kunnen we niet zonder. ‘Ego’ is het geloof dat dat complex noodzakelijk is en de sleutel tot een gelukkig leven en tot het vinden van mijn bestemming in het aardse bestaan. Dat geloof is inderdaad een illusie.


De werkelijkheid is dermate zonder orde, dat elke idioot er een eigen, ordelijk verhaal op kan plakken zonder dat het wringt of pijn doet.


Het alsof-karakter van rituelen en heilige teksten. Rituelen, opgevat als verbeterinstrumenten, doen uitstekend werk. Rituelen opvatten als de zaak zelve mist precies dat punt. Hetzelfde geldt voor heilswaarheden: zij zijn iets anders dan waarheden.


Filosofisch en artistiek gaat het om het menswaardige, niet om het ordelijke. Orde, rationaliteit en wetten zijn belangrijk, maar voldoende om van menswaardigheid te kunnen spreken.


Het merkwaardigste blijft de aanname dat menselijk gedrag altijd onderworpen is aan een vorm van rationaliteit, en als deze niet onmiddellijk blijkt, dan moet zij hoe dan ook te vinden zijn, eventueel door het fabriceren van verklaringen achteraf. De vraag is echter of gedrag nog wel menselijk is wanneer het inderdaad rationeel is.


Menswaardigheid: alles waartoe een computer of een robot nooit in staat zal zijn, want niet te programmeren, noch te berekenen, - kiezen in vrijheid, verantwoordelijkheid nemen, vergevingsgezindheid, intuïtie, creativiteit, empathie, liefde, tederheid, mededogen, verontwaardiging over hypocrisie en onrecht, een vrije geest, spelen, humor, een opgeruimd gemoed, genieten, gewaarzijn, verwondering, het leven vieren. In als deze 'zaken' kan een computer of robot slechts doen alsof, zonder te beseffen wat dat is: iets doen alsof, want hij beseft niets.


Revisiting Kant:

Hoe komt het dat we geneigd zijn om spiritualiteit en mystiek als iets ‘hogers’ op te vatten? Terwijl er veel voor te zeggen valt om spirituele en mystieke ervaringen juist te relateren aan ‘diepere’, evolutionair eerdere lagen in het menselijk bewustzijn, - lagen waar we door de dominantie van het denktalige vermogen gemakkelijk van vervreemd raken. Komt het doordat de verbeelding ermee aan de haal gaat en de ervaring verbindt met ‘hoogstaande’ ideeën of voorstellingen? Hebben we die verbeelding nodig om weer in contact te komen met die ‘diepere’ lagen in ons bewustzijn?


Het teleologische denken zit diep verankerd in onze opvatting van de werkelijkheid, omdat het teleologische eigen is aan het denken. Het denken is een verhouding tot de werkelijkheid die ons helpt om ons te verhouden tot de werkelijkheid. Deze verhouding wordt gekenmerkt door ‘om te’.


In zijn meest vanzelfsprekende vorm vereenzelvigt het denkende ik de werkelijkheid met wat gedacht kan worden. Ideaal gesproken vallen waarheid en werkelijkheid dan samen. Is de werkelijkheid iets anders dan hoe wij haar denken? Moeilijk te denken!


Is het mogelijk om te ontsnappen aan de hegemonie van onze denktaligheid anders dan in meditatie? In roes? In seks? In geweld? In extase? Kan het ook door het denken tot zijn limiet te voeren?


Dat we niet kunnen weten hoe de wereld ‘op zichzelf’ is, los van hoe zij is ‘voor ons’, lijkt me evident. Vraag is: and so what? Waarom zou je daar dan ‘voorbij’ willen komen? Waarom zou je je druk maken over het onderscheid? Waarom zou je precies willen weten hoe de wereld ‘op zichzelf’ is?
Het hangt ervan af wat je verwacht van het gemaakte onderscheid. Mensen die krampachtig, dan wel koortsachtig, op zoek zijn naar aanwijzingen voor het bestaan van een God of van een transcendente orde, zullen er meer van verwachten dan degenen die genoegen nemen met de wereld zoals zij voor hen is.
Beter nog: voor godgelovigen is het onderscheid wellicht de enige vluchtheuvel voor hun hoop op aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk zoiets bestaat als een God. Om gelijk te krijgen blazen zij het onderscheid op tot existentiële proporties. Hun aanname framet de discussie erover.
Voor seculieren bestaat die urgentie niet. Voor hen is het onderscheid tussen een wereld ‘voor ons’ en een wereld ‘op zichzelf’ denkbaar, maar verder weinig relevant.