Wednesday, April 26, 2017

26 april 2017: Revisiting Kant/ Nietzsche en andere reflecties (XVIII)

Wat voor werk, artistiek of filosofisch, is voor de liefhebber méér geweest dan een kortstondige kennismaking zonder effect? Wat bracht het bij mij teweeg, met wat voor duurzaam of actualiseerbaar effect?


Heeft kunst kunstcontext nodig om te worden ervaren als kunst? Het lijkt meer dan evident, zeker nu er (zeker sinds Duchamp) steeds kunst is die niet op kunst lijkt. De context (zoals een museum of een galerie) levert de condities die nodig zijn om iets te ervaren alsof het kunst is.


Door de context plaatst een werk zich in dialoog met de kunstgeschiedenis en met wat het niet is: eerder werk.


Kunst: de wereld is verzadigd van beelden. Al het mogelijke is reeds gemaakt én alom beschikbaar; iets nieuws betekent alleen maar meer van hetzelfde. Kunstzinnig valt er weinig tot niets aan toe te voegen. Iets vergelijkbaars geldt voor filosofie. Heeft het nog wel zin om een nieuw filosofisch perspectief te willen ontwikkelen? Waar is het wachten op? Zorgt de digitale revolutie voor een nieuw paradigma?


De digitale revolutie betekent een kwalitatieve sprong. Wat van het bestaande zal allemaal minder of zelfs irrelevant blijken, eenmaal de digitale stap gezet? Niet alleen artistiek en filosofisch, maar ook spiritueel en politiek.


Filosofie is geen wetenschap, en wel omdat filosofische vragen geen wetenschappelijke vragen zijn; hun inzet is verschillend. Wetenschap wil kennis; filosofie streeft naar opheldering van verwarring en onwetendheid, omwille van een menswaardig bestaan. De wetenschappelijke bestudering van filosofie ontdoet haar van haar wijsbegeerte en reduceert haar tot ideeëngeschiedenis: interessant, maar niet meer dan dat.


De filosofische vraag naar bewustzijn is een andere dan de wetenschappelijke vraag ernaar. De wetenschapper wil weten wat het is; de filosoof vraagt naar de existentiële relevantie ervan.


De ideologische ruimte van de toerist. Toeristische plekken, zoals het (zich uitbreidende) centrum van Amsterdam, zijn een toonbeeld van ideologie, en met name de verhullende werking ervan. In de straten voornamelijk winkels en horeca die zijn afgestemd op toeristen. Niet alle soorten bedrijven dus. Geen fabrikanten, geen fietsenmaker of garage, geen winkels met huis-, tuin- en keukenspullen. Er wordt niets verbouwd en er is nauwelijks een school. Wandelend door zo’n centrum krijg je de indruk dat alles er vanzelf komt, als bij toverslag. Hoe het er is beland en waarvan het wordt gemaakt, en onder welke omstandigheden: het blijft allemaal onzichtbaar. Je hebt slechts geld nodig om je iets aan te schaffen. Als toerist leef je in een wereld waarin alles reeds beschikbaar is en er slechts is omwille van jou. De rest gebeurt achter de schermen. Wat komt een toerist te weten over de wereld waarin hij leeft?


Revisiting Kant/Nietzsche


Waarom blijven mensen geloven in een religie die voor hen haar geloofwaardigheid heeft verloren? Wat is er voor nodig om iemand daadwerkelijk afscheid te laten nemen? Gebeurt dat pas wanneer er zich een alternatief heeft aangediend dat aantrekkelijker is dan wat men achterlaat, zelfs al is het oude geloof niet meer dan vertrouwdheid en sociale context? – zoals een liefdesrelatie waarin elk vuur is gedoofd.


Wanneer wordt geloof een issue? Diepgelovigheid komt nauwelijks voor, ook niet onder orthodoxe lieden. Voor de meesten is geloof een alledaags fenomeen, zonder dat men er veel werk van maakt; hooguit een kwestie van onderhouden. En zolang een menswaardig bestaan niet wordt bedreigd (wat verder weinig van doen heeft met religie), blijft het dat ook. Alleen theologen, critici en journalisten maken van geloof een diepernstige zaak, met verreikende consequenties. En verdwaalde filosofen.


Dogmatici zijn een uitzonderlijk soort rationalisten: terwijl hun geloof doorgaans het gezonde verstand tart, verdedigen zij datzelfde geloof alsof het een wiskundig stelsel is. Andere overeenkomst: net als meer aardse rationalisten geloven dogmatici dat de werkelijkheid zich aan regels houdt, welke zij op het spoor zijn en waarmee zij alles en iedereen de maat nemen, én zij menen daartoe gerechtigd te zijn, als rationeel wezen met een bijzondere taak.
Het voordeel van dogmatiek is dat ‘de werkelijkheid’ zich er niet aan houdt; onnodig dus om er veel werk van te maken, mits zij zonder macht blijft. Het nadeel is dat dogmatici graag geloofd worden door mensen met te weinig vertrouwen in hun gezond verstand, waardoor waar wordt wat zij beweren. ‘De werkelijkheid’ is immers flexibel genoeg om dogmatici hun eigen eilandje te laten.


Dogmatici zijn een interessante mensensoort, vergelijkbaar met clowns die vergeten zijn dat ze doen alsof. Het enige dat moet worden vermeden is dat zij macht krijgen.


Dogmatici zijn als procesbewakers in een fabriek die menen dat hun werk het belangrijkste in het leven is, terwijl arbeiders aan het einde van hun shift naar huis gaan en andere dingen gaan doen.


Dogmatici, evenals andere rationalisten, lopen stuk op levenslust, en in het bijzonder: erotiek. Lust spot met dogmatiek. En alleen gespleten persoonlijkheden weten beide in zich te ‘verenigen’: in een openbaar deel en in een geheim deel. Met angst dat hun valse spel zal worden ontdekt.


God en erotiek. Het probleem is niet lust, maar een geloof dat te weinig van het leven houdt en zijn prioriteiten elders heeft. De spontaniteit van het lichaam dient gewantrouwd.

Friday, April 21, 2017

21 april 2017: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (XVII)

Kwaadaardigheid, als de bereidheid, ja de wil om een ander te kwetsen: hoe kom je eraan? Is iemand er van nature mee behept? Of is het opgelopen? Door wat?


Trauma en wanhoop verraden zich in buitenproportionaliteit.


Wat je van vreselijke mensen kunt leren: niet willen worden zoals zij, en de vraag hoe dan wel. En wat maakt dat die ander zo’n impact kan hebben?


De grap met religie is dat zij om andere redenen belangrijk is dan zij zelf aangeeft.


Wat is onzichtbaar? Mijn beleving! Nog iets anders? Jouw beleving! Nog meer? Ik zou het niet weten.


‘Filosofie draait om nadenken over je eigen denken, je eigen uitgangspunten bevragen’: filosofie bezien vanuit handelingsperspectief, wat je doet wanneer je filosofeert. Wetenschap doet iets anders.


Het absolute (of het Zijn) is de enige werkelijkheid die noodzakelijk bestaat. Daarbinnen zijn er tal van mogelijke werelden, m.n. wanneer ontsproten aan de verbeelding.


Revisiting Kant (& Descartes)


Ligt dualisme aan de basis van het onderscheid dat Kant maakt tussen het ‘ding op zich’ en het ‘ding voor ons’? - uitgaan van de geest als denkend ik (voor wie de dingen louter verschijnen in geestelijke vorm) dat radicaal anders is dan het lichaam, als niet-denkend iets (en dat daardoor tot een vreemde wordt, oftewel een ding op zich).


Dualisme. Bewustzijn wordt een nog groter raadsel dan het al is, door het geheel los te beschouwen van materie. En andersom, hetzelfde: materie wordt tot een kille leegte wanneer je er alles aan ontzegt wat je aan bewustzijn toekent. Uitgaande van deze boedelscheiding is materialisme uiteraard een kale bedoening: alles wat het leven menswaardig maakt is er eerst afgepeld. Alleen zelfingenomen dualisten kunnen een dergelijk materialisme poneren, - het vergt een gebrekkig bewustzijn van de eigen aannames.


Descartes. Zoals (in een mens) een volstrekt lichaamsloos denken geen invloed kan hebben op iets dat er radicaal van verschilt, nl een volstrekt gedachteloos lichaam, zo kan evenmin een volstrekt immateriële God (opgevat als puur bewustzijn of iets dergelijks) iets voortbrengen dat radicaal van zo’n God verschilt, nl een wereld. Waar zit God’s pijnappelklier?


Saturday, April 8, 2017

8 april 2017: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (XVI)

Een levensvisie is geen ‘gegeven’, te ontdekken wanneer je maar open genoeg naar het leven ‘luistert’. Zij is een stellingname, een antwoord op de vraag hoe je wilt leven.


Ik weiger mee te gaan in filosofie en spiritualiteit die werkt als verhullende ideologie of als tranquillizer. Ik wil (werken aan) een levensvisie die vertrouwen geeft, ook in het eigen kritische vermogen, in het vermogen tot handelen, en in de mogelijkheid tot opstand!


Reïncarnatie is een afvoerputje voor moreel ongenoegen en maatschappelijke frustratie: door het probleem te verplaatsen naar eerdere én latere levens, ben je gevrijwaard van de noodzaak om er iets aan te doen. Anderen blijven buiten schot. En ook cultureel-maatschappelijk blijft alles bij het oude. Het enige waar je je druk om hoeft te maken is je eigen mentaliteit en attitude.


Voordeel van een religie: zij weet een gemeenschap te mobiliseren. En als het moet: snel! De macht van een gedeelde identiteit: solidariteit.


Wanneer kun je zeggen dat een levensbeschouwing of religie achterhaald is?


Origineel willen zijn (met ‘willen’ als in ‘moeten’) is de handrem op spelende creativiteit.


Kwaadaardigheid toont zich in disproportionele reactie. Speldenprikken worden tot wespensteken. Goedbedoelde opmerkingen of vragen kunnen rekenen op een achterdochtige ontvangst. Onderhuids broeit altijd de behoefte om terug te slaan. En vergevingsgezindheid blijft de grote onbekende.


Hoe te reageren op de giftige aanvallen van kwaadaardige lieden? Marcus Aurelius: ‘De beste manier om je op iemand te wreken, is niet te worden zoals hij.’


Revisiting Kant (& Darwin)


De wereld voor mij. Wie is het ‘mij’ in ‘de wereld voor mij’? Een denkend Ik? Hoe de wereld denkend aan mij verschijnt?
Lastig om me te blijven realiseren: de werkelijkheid, ook die van mijzelf, is méér dan mijn gedachten erover, méér dan wat ik denkend kan bevatten, en zeker méér dan ik denkend in mijn greep meen te hebben.
Denktaligheid is dermate dominant in hoe ik de werkelijkheid beleef (alleen al door het benoemen van wat ik waarneem), dat het welhaast vanzelfsprekend is om de werkelijkheid als een denkconstructie te beschouwen: een constructie waarvan ik weliswaar het denkgehalte nog niet geheel vat, maar met enige moeite en studie, en nadenken, en nog meer studie, et cetera, zou dat toch moeten lukken, - althans, dat is het idee, een verleidelijk idee!
Maar wat als de werkelijkheid helemaal geen denkconstructie is en wanneer zij zich niet houdt aan onze pogingen tot onderwerping? Wat als al onze denkende machtsgrepen mislukken en schipbreuk leiden op de werkelijkheid? (Kennelijk zijn wij nog wel in staat om ons dit te realiseren! Wat volgt daaruit?)


Menswaardigheid.  Gaat de techniek het overnemen? Worden robots de volgende levensvorm? Zijn wij mensen een overgangsfiguur, een tussenstadium tussen dieren en lerende machines? Zal een samenwerkend netwerk van intelligente machines uiteindelijk de ‘mind of the universe’ vormen?
Ik blijf moeite houden met dit vooruitzicht. Niet dat wij het laatste stadium in de evolutie zouden zijn, maar wel dat ‘deep learning’ robots het zullen overnemen.
Ten eerste blijf ik me afvragen of robots werkelijk te vergelijken zijn met mensen. Okay, een auto kan sneller dan een mens, maar is hij daarmee een soort mens geworden? Okay, een computer kan sneller rekenen dan een mens, maar is hij daarmee een soort mens geworden? Okay, informatie-verwerkende machines kunnen meer en sneller ‘leren’ dan een mens, maar zijn ze daarmee ook menselijk geworden?
En waarom zouden we onszelf überhaupt overbodig willen maken?! Wie van de wetenschappers is bereid om te zeggen dat zijn léven mag worden ingenomen door een robot, omdat deze beter functioneert en ‘leeft’ dan hij?
M.a.w., als je mensen met robots vergelijkt, wat is dan het criterium waarop je beide met elkaar vergelijkt? Blijven we met dat criterium ook zicht houden op menswaardigheid? Of hebben we het criterium aangepast aan hetgeen robots kunnen, met veronachtzaming van menswaardig leven?
Uiteraard blijf ik geïnteresseerd in de ontwikkelingen in wetenschap en technologie. Tegelijk blijf ik mijn vraagtekens hebben bij het ‘mensbeeld’ van wetenschappers, wanneer zij menen dat robots onze opvolgers zullen zijn. Wat maakt ons tot mens? En wanneer heet een leven menswaardig te zijn? Valt dat te máken, en dus over te nemen door lerende machines? (Voordeel van deze nieuwe ontwikkelingen: dat deze vragen opnieuw gesteld en belangrijk worden!)
Gelukkig moeten de vergezichten van wetenschappers allemaal nog bewezen worden, óók de voorspelling dat er binnenkort robots kunnen worden gemaakt die méér mens zijn dan wijzelf, of dat zij zichzelf zo kunnen maken. Of is er toch reden tot bezorgdheid, voor een wereld waarin machines het zullen overnemen?


Hoever zullen wetenschap en technologie komen in het namaken van een mens (al dan niet in verbeterde versie, een mens 2.0)?
Vooralsnog ga ik ervan uit dat een mens als organisme niet volledig kan worden nagebouwd als robot, en wel omdat het organisme (met bijbehorend bewustzijn) iets anders is dan een ingewikkeld apparaat. Het menselijk bewustzijn is organisch en gesitueerd, en niet mechanisch en geconstrueerd.
Op het eerste gezicht lijkt het me onzinnig om een bewustzijn dat is ingebed in en voortkomt uit een levend organisme vergelijkbaar zou zijn met een ‘bewustzijn’ (als je dat al zo kunt noemen) dat wordt voortgebracht door een mechanisch apparaat. Hoe ingenieus het laatste ook mag zijn, de mogelijkheidsvoorwaarden zijn volstrekt anders.
Maar misschien heb ik ongelijk. Ontwikkelingen in wetenschap en technologie zullen uiteindelijk het bewijs leveren welk mensbeeld gelijk heeft: óf een mens blijkt volledig namaakbaar, óf er blijft iets ontsnappen aan alle namaakpogingen. (En wat is dat dan?)
Dus laat wetenschappers en techneuten vooral tot het uiterste gaan, dan zullen we meer inzicht krijgen in een aantal fundamentele vragen over leven en menszijn! Zolang we het leefbaar houden voor mensen en andere levende wezens, zou ik zeggen: spannend! Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomst!


Survival of the fittest? In de strijd om de toekomst leg ik de nadruk op ‘menswaardig leven’, omdat ik niet zie waarom wij mensen voor minder zouden moeten gaan. Evolutie is ook een ‘struggle’ om te overleven. En dan zet ik in op een menswaardig bestaan.
Waarom zou ik me als mens aanpassen aan robots? Het is uiteraard nog een volkomen imaginaire strijd, tussen mensen en robots, maar waarom zouden mensen zichzelf (en wat hen dierbaar is) zomaar opgeven ter wille van wat robots het beste uitkomt?
Deze kwestie lijkt me sowieso van belang, ook nu robots qua intelligentie nog nauwelijks een partij zijn voor mensen, maar wel een steeds grotere rol spelen in de dagelijkse gang van zaken (m.n. in automatisering).
Wordt het niet tijd dat we onze macht over de machines herbevestigen, in plaats van als een soort Charlie Chaplin in ‘Modern Times’ ons te voegen naar de machine? Vervang Charlie’s fabrieksmachine door ICT (computers, internet, sociale media, etc) en er is alle reden om ons opnieuw af te vragen wat een ‘menswaardig leven’ betekent, in deze tijd!


Wellicht dat we door de ontwikkeling van robots anders zullen gaan denken over leven en menszijn. Waar ik me tegen verzet is een wereld waarin we de menselijke maat uit handen geven, door ons leven meer en meer aan te passen aan wat robots kunnen (en wat niet) en aan machinale logica. Bijvoorbeeld door procedures en protocollen te ontwikkelen die door computers kunnen worden gecontroleerd en hen aldus te laten ‘beslissen’ over vragen die ons direct aangaan. Inzake gezondheid. Inzake voorzieningen. Inzake ethische en politieke kwesties. Willen we dat?


Wanneer we computerberekeningen beslissend gaan laten zijn in zaken die de leefbaarheid betreffen, dan hebben we ons lot vrijwillig in handen gelegd van wat een robot goeddunkt, zelfs al kan hij niet denken of voelen. Dan hebben wij onszelf onderworpen aan de kille dominantie van hersenloze machines, zelfs nog voordat er sprake is van een verdere stap in de evolutie.


Een verdergaande stap in emancipatie en menswording is mogelijk wanneer we de neiging tot zelfonderwerping aan de machinale ‘mind’ onderkennen, bestrijden, en omzetten in de wil om heer en meester te blijven (of wederom te worden) over onze eigen schepping, namelijk robots.


Zijn wij biologische machines? Zo beleef ik mijzelf niet. Is dat niet al een groot verschil met niet-levende machines? Kunnen zij duidelijk maken dat zij zus of zo beleven? Waaruit blijkt überhaupt dat er sprake is van beleving bij niet-levende machines?


Speculatie: is dat niet de moeilijkheid met vrijwel alle uitspraken over robots en andere vormen van artificiële intelligentie?
Is er überhaupt sprake van intelligentie bij zgn artificiële intelligentie? Wat is die ‘intelligentie’ dan? Wat is zij bij robots méér dan een geautomatiseerd complex van nullen en enen?
Ik snap dat het verleidelijk is om machines die taken kunnen ‘doen’ die ook wij uitvoeren (zoals rekenen) te vermenselijken, en hen menselijke vermogens toe te dichten, zoals intelligentie en denken, maar is dat wel terecht? Als het bewolkt is, kunnen we zeggen dat de zon ‘er niet in slaagt om door het wolkendek heen te breken’. Heel mooi gezegd, maar slaat het ergens op? Sinds wanneer ‘wil’ de zon iets? Is de zon iets met intenties? En een computer dan?
Om niet door ons eigen taalgebruik in de maling te worden genomen, zou ik wat de capaciteiten van machines (inclusief robots) betreft, graag zo lang mogelijk het woordje ‘alsof’ blijven hanteren: zij functioneren alsof zij over intelligentie beschikken en alsof zij denken. Totdat het anders blijkt te zijn. 


Waarom stem ik in met pogingen om continuïteit aan te tonen tussen mensen en andere dieren, en waarom verzet ik me tegen soortgelijke pogingen met robots? Met dieren voel ik verwantschap, met robots geen enkele. Is dat gevoel relevant?