Waarmee is een cultuur meer gediend dan met vrije geesten!
Een brug slaan
tussen diepgaande verschillen. Hoe menszijn zo te begrijpen dat er geen kloof ontstaat
met andersdenkenden, maar integendeel, dat we elkaar kunnen respecteren in ons
menszijn, met in achtneming van de verschillen? Hoe de verschillen recht te
doen als anders, en toch verwantschap te beleven? Nog dieper gaan!
De kunstwereld is geworden tot een speeltuin zonder
duidelijk gezicht of richting. De tijd van avant-garde is voorbij. Er is geen
grens meer om te verleggen. Je kunt nog slechts te ver gaan. Wat te doen? Een
persoonlijk universum creëren, intrinsiek gemotiveerd, en laten zien wat voor
jou het leven de moeite waard maakt!
Het fotografische oog: eerst een foto zien, en hem vervolgens nemen.
Welk recht heb ik om mij niet
te bemoeien met de politiek? Is het gerechtvaardigd om mij aan politieke
stellingname, plus eventuele actie, te onttrekken in tijden van crisis?
Heb geen politiek
antwoord op klimaatcrisis, noch op demografische ontwikkelingen wereldwijd,
noch op vertrouwenscrises in moderne democratieën, noch op groeiende kloof
tussen arm en rijk, zowel lokaal als wereldwijd. Te veelkantig en teveel
dilemma’s. Moreel, ja: ga om met anderen, zoals je zou willen dat anderen met
jou omgaan. Maar politiek? Zelfs wanneer ik menselijke waardigheid bovenaan
stel – wat ik doe - , dan nog weet ik niet hoe dat politiek te vertalen, zonder in eenzijdigheden te vervallen.
De fata morgana van de veruiterlijking: we zien in alles
bewustzijn omdat we ons van alles bewust zijn. Of beter: in alles waarvan we ons bewust zijn, zien we bewustzijn.
Vanwaar dit schrijven allemaal? Waar heeft het voor nodig?
Waar is het goed voor? Je zou kunnen zeggen: om mijn ‘programmering’, zoals tot
uiting komend in gewoontes in denken en handelen, bij te stellen. (Je kunt het
ook ‘karma’ noemen.) Het blijkt niet gemakkelijk om die ‘programmering’ te
wijzigen. Het vergt bewustmaking van mijn doen en laten tot nu toe, en een
bewust invoeren van nieuwe opties. In eerste instantie door een vernieuwend
inzicht te herkauwen en op implicaties en consequenties te onderzoeken, en
vervolgens door er stukje bij beetje gevolg aan te geven en door met behulp van
reminders gewend te raken aan de verandering. Misschien dat het bij anderen soepeler
verloopt, maar bij mij gaat een verandering in denken en handelen vrijwel nooit
vanzelf. De macht der gewoonte is sterk en listig, en het vergt forse
maatregelen om daar verandering in te brengen, wil ik niet als vanzelf weer
terugvallen in oude gewoontes.
Wanneer we religie opvatten als een evolutionaire strategie
om vreedzaam samen te kunnen leven, dan behoeft religie een innovatieve
verdiepingsslag, als aanpassing aan de nieuwe, multireligieuze situatie waarin
Europa is komen te verkeren.
Wat weinig uithaalt, maar wel de gebruikelijke wijze van
reageren reflecteert, is moraliseren over Trump, Wilders, LePen etc. Het is het
gemakzuchtigste antwoord, en een die de aandacht afleidt van hun opvattingen en
plannen. Zolang het over de persoon gaat, gaat het niet over hun politiek.
Deze tijd is een tijd van de groeiende antagonismen, - in
het Westen althans. Het is niet zomaar een kwestie van een hoofdstroom met
afwijkingen, te wijten aan particulariteiten (als zouden lieden als Wilders,
LePen en Trump slechts immorele uitzonderingen zijn). Beide posities worden
breed gedeeld; de een kan de ander niet afdoen als dwaasheid. Je kunt dat wel
doen, maar het zal niemand overtuigen, behalve degenen die het al vonden, en
het gemoraliseer over en weer verandert niets aan de situatie, integendeel: de
tegenstelling wordt er slechts door verstevigd. De ene noch de andere partij
voelt zich beschaamd over de eigen positie en meent het grootste gelijk aan
zijn kant te hebben. Morele verontwaardiging is niet langer het monopolie van
een van beide. En voor steeds meer mensen is er geen brug meer naar de andere
kant. Men staat onverzoenlijk tegenover elkaar. Het is moeilijk te zien hoe
deze situatie nog vreedzaam kan aflopen.
Revisiting Kant (en
Hegel):
Menselijke vrijheid.
Vrijheid zal ik moeten leren om haar
te kunnen nemen. Als het bestaan geen
geschapen en georkestreerd geheel is, waarin alles en iedereen z’n bestemming
heeft, dan is er dus alle ruimte om er een eigen draai aan te geven! Ook al is
die ruimte er altijd al, toch is het niet vanzelfsprekend dat ik haar zal
benutten. Wat houdt mij tegen? Of ben ik er simpelweg nog niet aan toe? En wat
betekent dat dan, ‘er nog niet aan toe zijn’?
Het meten van vrijheid bij een willekeurige groep individuen
(zoals dat gebeurt bij statistisch onderzoek) kan slechts volstrekte onzin
opleveren, en wel omdat vrijheid geen gemiddelde kent, maar afhangt van
persoonlijke ontwikkeling. En hoe zou je persoonlijke ontwikkeling statistisch willen onderzoeken? Vrijheid
en statistiek vormen onvergelijkbare grootheden. Wie dit ontkent, is bereid om
mensen te vervangen door robots. Een statisch leven is een mens onwaardig.
Het voor-werkelijk-houden van bovennatuurlijke gedachten is,
net als zondebesef, een uiting van het onvermogen om te leven vanuit een diepe
acceptatie van het leven. Leven in een ‘verkeerde wereld’ is onverdraaglijk,
zeker voor wie zich de zinvraag stelt. Om zichzelf gemoedsrust te bezorgen,
worden bovennatuurlijke gedachten (als projectie van hoe het ook anders kan)
gereïficeerd tot een alternatieve wereld die wel deugt.
Wie zonde zegt, zegt zelfafwijzing, als uiting van het
onvermogen te leven vanuit een diepe acceptatie van het leven. En in plaats van
dit onvermogen tot een vraag te maken en aan te pakken, wordt de zelfafwijzing
aanvaard als een oerfeit, tegelijk met het niet-deugen van het bestaan,
inclusief de eigen existentie. Zolang zondebesef wordt gecultiveerd, is het
onmogelijk om levenliefhebbend te leven.
Zolang het Zijn een zaak van de geest blijft, blijft het een
denkding, en zal het slechts mogelijkheid
blijven, zonder daadwerkelijkheid. Het Zijn als denkding blijft altijd iets
‘voor mij’; ik maak er geen deel van uit. Het ‘op zich’ van het Zijn kan geen
voorwerp van het denken zijn. Gebeurt dat wel, dan wordt het een ‘voor mij’.
Hechten aan de
totale onkenbaarheid van het ‘ding op zich’ veronderstelt
het bestaan van een andere wereld dan de natuurlijke. Zij is de opmaat voor een
willen denken in termen van een
onderscheid tussen een natuurlijke en een bovennatuurlijke werkelijkheid. Niet
uitgaan van het bestaan van een bovennatuurlijke werkelijkheid betekent een
reset van de hele problematiek. De onkenbaarheid van het ‘ding op zich’ is dan
geen issue meer; zij verliest haar existentiële relevantie. De onkenbaarheid
van het ‘ding op zich’ hoeft niet meer te worden opengehouden teneinde
godgelovigheid concipieerbaar te houden. Dat betekent niet dat het onderscheid
irrelevant is geworden. Je kunt er ook een heel andere kant mee op!
Om verder te komen dan Kant, ten einde de problemen van onze
tijd adequaat te denken, dienen we een fors aantal van Kant’s
probleemstellingen te vergeten. De problemen waarvoor hij zich gesteld zag en
de wijze waarop hij ze formuleerde, wortelen in een cultuur die niet meer de
onze is. Wat zijn de problemen nu, en hoe ze vruchtbaar te formuleren?
Hoe nog te leren van Hegel? Door hem door de
ontnuchteringsmachine van Darwin te halen. Dat wil zeggen: door zijn dialectiek
te ontdoen van teleologie.
Hegel denkt als een revolutionair; zijn systeem kan gezien
worden als een metafysische opstand: tegen een zinloos universum. Als
meesterdenker wil hij een rationaliteit in alles blootleggen, waardoor we ons
weer geborgen weten, - en om te kunnen heersen!