Wednesday, December 28, 2016

28 december 2016: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (V)

De mens een wandelende paradox. We zijn een kluwen aan emoties, verlangens en impulsen, zonder vaste kern, en toch is er ook iets eigens, iets dat onze voorkeuren stuurt en het ongewenste afweert. Alles is in verandering en dat geldt ook voor onszelf, en toch streven we naar het onveranderlijke en tijdloze. We kunnen leven met een scala aan stemmingen en meningen, en toch is er ook een passie voor waarheid die klaarheid wil.


De logica van wensdenken: opvatting X moet wel waar zijn, omdat anders (instantie/mens/het leven/god) Y slecht, incoherent of onrechtvaardig zou zijn, met als verzwegen premisse dat dit laatste niet het geval kan of mag zijn. Ik heb nooit begrepen hoe mensen met een gezond verstand niet onmiddellijk het fantastische van een dergelijke, conditionele redenering aanvoelen en, met enig nadenken, ook als illusoir inzien. Wie zijn wij om eisen aan de werkelijkheid te stellen!


Met de dood op komst, blijft de vraag: hoe heb ik geleefd? Naast de vele herinneringen aan mooie momenten en intense gebeurtenissen, is er het verschil tussen spijt en jammer. Heb ik spijt ooit iets wél te hebben gedaan terwijl ik het anders had gewild, of juist niet gedaan, terwijl het wel kon? En wat was er jammer dat niet (of wel) is gebeurd? Over het laatste zal ik me niet druk maken; het is niet anders, en wat ik niet kon of wist, kan ik mezelf niet kwalijk nemen. Jammer heeft geen zin. Wat het eerste betreft: er is maar weinig waar ik spijt van heb, en voor het meeste ervan heb ik me kunnen verontschuldigen. Veruit het belangrijkste blijven evenwel de herinneringen die ik koester.


Persoonlijke nieuwjaarswens: mijzelf laten veranderen door omstandigheden, inclusief hetgeen ik zelf onderneem en creëer! Door te handelen en door mij te engageren met wie en wat mij dierbaar is, zelf bijdragen aan de omstandigheden die mij veranderen! En verder: leve het toeval! Moge mijn leven, en de wereld, er over een jaar anders uitzien dan ik nu kan voorspellen!


Waarom zou je ná de avant-garde nog proberen om grenzen te verleggen met origineel werk?


Het verschil tussen recreatieve kunst en filosofie, en creatieve: de eerste actualiseert, herhaalt, bevestigt, houdt in stand; de tweede innoveert, opent nieuwe perspectieven, begeeft zich op onontgonnen gebied, maakt andere ervaringen mogelijk. Allebei waardevol en cultureel van belang; beide doen iets anders.


Revisiting Kant (en Aristoteles):


Opvattingen verdienen geen respect; alleen mensen.


Ook godgelovigen wil ik blijven zien als mensen. Hun gelovig-zijn acht ik respectabel in zoverre het hen helpt een menswaardig leven te leiden, zelf en met anderen.


Wat wil dat zeggen: iemand respecteren als mens? Wat is daarmee geïmpliceerd? Wat betekent het om iemand aan te spreken op z'n menszijn (in plaats van op hetgeen waarmee hij of zij zich identificeert)?


God is liefde. Alleen lyrische godsbewijzen zeggen me iets, niet over de godheid in kwestie, maar over de mens die erin gelooft en zijn verlangens.


Mogelijkheidsdenkers bij hun ballen vatten, met de vraag wat mogelijk is en wat werkelijk: hoeveel gedachte-experimenten heb je nog nodig om te achterhalen wat ontologisch noodzakelijk is?


Metafysica heeft niets dan retorica om zichzelf te bewijzen. Met ervaring of gezond verstand kom je er niet, noch met wetenschap.


De laatste grond van alle dingen. Wat metafysici zoeken in de uiterste regionen van het denken, is niet daar te vinden, maar in hetgeen aan alle denken voorafgaat! Wat zij zoeken ligt onder hun neus!


In het verleden heeft de Westerse filosofie denksystemen voortgebracht, waarin alles in een coherent geheel werd ondergebracht en zijn plaats gewezen (denk aan Aristoteles, Spinoza en Hegel), met de verwachting dat een dergelijk geheel heil zou brengen voor degenen die het zich denkend zouden realiseren. Al deze pogingen hebben schipbreuk geleden, en wel omdat teveel werd verwacht van wát we denken. Denksystemen waarin alles wordt ondergebracht en zijn plaats gewezen blijken existentieel irrelevant: zij maakten hun heilsbelofte niet waar. Heeft daarmee filosofie, opgevat als wijsbegeerte, afgedaan? Niet wanneer wat-we-denken wordt gerelateerd aan dat-we-denken. Aandacht voor dit laatste relativeert het belang dat we hechten aan wát niet allemaal gedacht kan worden, en maakt ruimte voor het meer-dan-denken (dat we zijn).


Het uitbouwen en cultiveren van wat-we-denken kan zin hebben met het oog op systeemproblemen (bijvoorbeeld in het politieke domein); het heeft echter geen existentiële relevantie: de zinvraag wordt er niet door beantwoord, ook niet wanneer we tot het 'hoogst' denkbare geraken.


Het vruchtbaarste aanknopingspunt voor een nog radicalere kritiek van de menselijke rede en voor een voortgezette Verlichting is Kant’s onderscheid tussen ding-op-zich en ding-voor-ons. Dit onderscheid wordt sinds Kant doorgaans belachelijk gemaakt als niet ter-ter-zake-doend, of genegeerd als slecht geconcipieerd. Men heeft geprobeerd om het onderscheid ofwel te ‘overwinnen’ in een nog omvattender weten (Hegel c.s.), ofwel men meende het beter te weten, door alsnog een invulling te geven aan het ding-op-zich (Schopenhauer etc). In beide gevallen neemt men het onderscheid niet serieus. En misschien kwam de aanzet daartoe van Kant zelf. Hem ging het immers voornamelijk om wat we wél kunnen weten, met een focus op de wereld van het ding-voor-ons. De notie van het ding-op-zich serieus nemen veronderstelt een andere focus dan de vraag wat wij zeker kunnen weten.

Tuesday, December 20, 2016

19 december 2016: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (IV)

Menselijke conditie. We leven in een tijd van ongekende transitie, aangedreven door een technologie die alles wat erdoor wordt aangeraakt lijkt te transformeren, de computer- en informatietechnologie. Een tijd waarin niets dat eerder zeker en stabiel leek, zal blijven zoals het was, inclusief democratie en religie. Wat zal allemaal ten onder gaan, en wat zich vernieuwen? Is er iets dat bij het oude zal blijven? En welke ruimte komt vrij voor wat nog geen vergelijk kent? De vraag open houden bevalt me het meest.


Werk. Het enige dat echt toekomst heeft in deze tijd van toenemende automatisering: iets doen wat een machine, robot of computer niet kan, of niet op menswaardige wijze.


Wanneer progressieve politiek niet meer door links wordt verdedigd, zal (extreem) rechts de thematiek overnemen, zij het met heel andere bedoelingen.


Basis van democratie is niet de meerderheidsbeslissing, maar het gedeelde vertrouwen in het proces van het met elkaar oneens zijn. Wanneer pluraliteit niet meer wordt gewaardeerd, is de democratie ter ziele.


De ambivalente mens: verandering verwelkomen, uitnodigen, opzoeken, en tegelijk het eeuwige en blijvende zoeken. Bijvoorbeeld in kunst.


‘Conventioneel leven’ betekent in deze tijd: impulsief leven. Betekende het eerder dat men braaf volgens de regels leefde en aldus kritiekloos de heersende waarden en normen reproduceerde, nu wordt de heersende orde gereproduceerd door zogenaamd ‘spontaan’ te leven en kritiekloos de eigen impulsen te laten bespelen door alles wat zich aandient. Bijvoorbeeld door met z’n ‘vrije mening’ te reageren op wat er in het nieuws is. Bijvoorbeeld door entertainment tot massa-events te maken. Bijvoorbeeld door in hypes mee te gaan, of zich er juist van af te keren, - reactie is buitengewoon conventioneel. De ‘brave burger’ van nu laat zich gewillig leiden door de media en pr-machines van bedrijven, politiek en nieuwsorganisaties. Ook kritiek zit met handen en voeten vast aan hetgeen waarop wordt gereageerd.


Dierentuin. Je kunt maar beter een kraai of een spreeuw zijn en heel gewoontjes, anders word je in een kooi gestopt en tentoongesteld, om te worden bekeken door het grote publiek.


Wat maakt een filosoof geschikt om mee te praten over cultureel-maatschappelijke kwesties? Dat hij heeft nagedacht? Ik hoop dat hij niet de enige is. Dat hij de opvattingen van andere filosofen heeft bestudeerd? Dan gaat het dus niet om de zijne. Dat hij kritisch heeft leren denken? Ook dan gaat het dus niet om zijn opvatting. Wat maakt een filosoof méér geschikt dan anderen met een mening?


Droom: een beeldend gedachte-experiment. Zou kunst als een droom kunnen zijn?


Een mooi ding maakt nog geen mooie foto.


Fotograferen begint bij het onderscheid maken tussen een foto van iets en een foto als beeld. Beide kunnen in één foto, maar het blijven verschillende manieren van kijken.


Revisiting Kant (en Nietzsche):

Ecce homo. Is er reden om in mijn kijk op menszijn van iets anders uit te gaan dan van een gezond organisme waar in principe niets mis mee is?


Voor wie al zijn vertrouwen heeft gesteld in een Hemelse Vader die in al het goede volmaakt is (en met name liefde en rechtvaardigheid), moet de gedachte dat Hij niet zou bestaan een absoluut schrikbeeld zijn. Maar ja, als dat dan toch zo is, wat dan?


Is nihilisme de noodzakelijke uitkomst van het niet langer geloven in de God van het monotheïsme?
Wel als je er eerder heilig in geloofde, ja. Wanneer je universum in eerste instantie is georganiseerd rond een zingevend centrum, opgevat als eerste oorzaak van alles, dan verandert er uiteraard ongelofelijk veel wanneer die bron wegvalt. Het is alsof je de zon hebt gedoofd: het aardse bestaan blijft dan kil, koud en richtingloos achter.
En ja, nihilisme blijft een probleem voor wie het daarbij laat. Echter, moet je het daarbij laten?
Een groot deel van de mensheid, vroeger en ook nu, gaat niet uit van een zingevend centrum, ‘God’ geheten, als eerste oorzaak van alles. Denk aan de miljarden aanhangers van Boeddhisme, Hindoeïsme en Taoïsme. Ook in Europa zijn er mensen geweest, waaronder tal van filosofen, die de zinvraag beantwoordden met het leven zelf. Allemaal nihilisten?


Kun je van filosofen die hun hele bestaanszekerheid (inclusief financiën, carrière en erkenning) ontlenen aan het bestaan van een God, verwachten dat zij open staan voor twijfel?


Nihilisme is een product van monotheïsme. Het verdwijnt als sneeuw voor de zon zodra het geloof in een godheid irrelevant is geworden.


Godsdienst zonder nihilisme is als kaarslicht zonder schaduw. Blaas hem uit en beide zijn verdwenen.


Alsof. Wanneer ik theologen godsdienstige thema’s hoor uitleggen, dan hoor ik nauwelijks verschil met hoe mijn zoontje praat over zijn games. Het enige verschil is dat mijn zoontje weet dat het een spel is waar hij over praat, en de theologen niet, - althans, daar heeft het alle schijn van.


Metafysica. Waarom oogt het zo wanhopig wanneer ná Nietzsche gepoogd wordt om God alsnog met bewijzen te redden van de dood? Alle Verlichting ten spijt, inclusief Kant’s monumentale Kritieken, blijven zelfs filosofen beweringen doen die vooral een vrucht zijn van wensdenken en veel verbeelding! Hoe kan het dat zij zonder blikken of blozen alle kritische analyses naast zich neerleggen en blijven gaan voor metaforen en ‘fantastische’ redeneringen alsof de hele moderniteit niet heeft bestaan? Is het omdat wij allesbehalve rationele wezens zijn? Stemmen wij in met een opvatting (of juist niet) om affectieve ‘redenen’, om er vervolgens de gepaste argumenten bij te zoeken?

Wednesday, December 7, 2016

7 december 2016: Revisiting Kant en andere denkoefeningen (III)

Kritiek alleen werkt niet; er dient iets in de plaats te komen. Vernietigen door te creëren!


In de heerschappij van de leugen toont zich het failliet van wat eerder als normaal gold: het is ongeloofwaardig geworden en in zijn tegendeel omgeslagen. Zoals de democratie. Herstel is onmogelijk geworden. Alleen een grondige vernieuwing biedt nog uitkomst.


De retorica van de misleiding. Wat is verachtelijker dan doelbewuste onwaarachtigheid? Liegende reclame. De overdrijvingen van politici die iets gedaan willen krijgen. Fake nieuws en misinformatie die wordt verspreid om stemming te maken en debatten te beïnvloeden. De enige manier om er wetend gewend aan te raken is door cynisch te worden, hetgeen ontmenselijkend werkt.


Global name and shame list. Wanneer we een mondiale beschamingslijst zouden maken, met de namen en misdaden van mensen die het publiek bewust hebben misleid, met leugens, schromelijke overdrijvingen en misinformatie, wie zouden dan in aanmerking komen? Stel, de voornaamste straf zou zijn dat hun naam voor eeuwig op die mondiale beschamingslijst zou prijken; wat zou het effect zijn? Nihil?


Heeft het zin om zich in te laten met kunsttheorie? Op z’n best zal het het eigen, intuïtieve oordeel helpen expliciteren, door het woorden te geven en van argumenten te voorzien, bij het zien van kunst.  Hierdoor zal het eigen oordeel zelfkritisch worden en in staat tot evolueren. En de kunstenaar? Hem zou het een theoretisch basiskamp kunnen verschaffen, van waaruit een stap verder kan worden gezet, in het onbekende, met meer bewustzijn van de eigen intenties, van de stand van zaken in de wereld van kunst en cultuur, en van het verschil dat hij erin zou kunnen maken.


Een nieuw surrealisme? Zich beperken tot de natuurlijke werkelijkheid, zoals die zich aan onze zintuigen manifesteert, maakt tamelijk kleingeestig. Als mens leven we in zoveel andere werelden, vaak tegelijkertijd. Is het aan de kunst om die verschillende werelden te exploreren, met elkaar te verbinden, te laten contrasteren, op elkaar te laten inwerken? Is kunst spelen met multimondialiteit?


Is kunst een poging om symbolen te creëren, belichaamd in kunstwerken, die betekenis geven aan het participeren in verschillende werelden? Het kunstwerk als teken van synchroniciteit, als product van coïncidentie.


Revisiting Kant:

Kosmologische argumentatie, oftewel de verborgen agenda van uitvergrote vragen. De beste manier om iemand rijp te maken voor een of ander godsbewijs is om hem te laten geloven dat het belangrijk is om zich af te vragen hoe het heelal is ontstaan. Ook al is het een gebeurtenis waar geen enkel mens ooit bij is geweest, en ook al is het een wetenschappelijke kwestie die, zoals alle wetenschappelijke kwesties, onderwerp is van voortgaand onderzoek, zonder dat een definitief antwoord kan worden geclaimd (ook de Oerknal-theorie staat weer ter discussie), toch menen godgelovigen dat het een kwestie is waar je wakker van zou moeten liggen, en, belangrijker nog, waar zij (ondanks alle wetenschappelijke onzekerheid) een overtuigend antwoord op menen te hebben. En niet zomaar een antwoord, nee, een definitief antwoord! De vraag is dus met opzet uitvergroot. Er steekt een agenda achter.
De Jezuïeten werkten er reeds mee, toen zij in het keizerlijke China een poot aan de grond zochten te krijgen. Met hun Ptolemeïsche kosmologie probeerden zij de astronomen aan het hof te overtroeven, terwijl zij slinks hun ‘kennis’ over hemelsferen koppelden aan de vraag naar het ontstaan van de kosmos.
Het beste weerwoord tegen deze verleidingstruc is zich af te vragen of het werkelijk wel zo’n belangrijke kwestie is. Is de kosmologische vraag van belang voor hoe ik nu leef? Antwoord: nee, de kwestie is net zo irrelevant als de vraag of het heelal eindig dan wel oneindig is. Prima om er nieuwsgierig naar te zijn, maar wat is het existentiële belang van dergelijke kwesties? Nihil, - behalve wanneer het je om iets anders gaat, namelijk een even schimmige kwestie toch willen bewijzen, te weten God, en omdat je per se wilt dat hij bestaat. Zonder deze dwangmatigheid is er geen reden om de vraag naar het ontstaan of de (on)eindigheid van heelal zo op te blazen.  
Het kortste antwoord op de vraag naar het ontstaan van het heelal is dus: interessant, doch irrelevant.


Wie zijn wijsbegeerte in uiterste eerlijkheid voltrekt, zich nietsontziend laat leiden door zijn passie voor waarheid en zich zonder enige terughoudendheid laat aanspreken op het eigen ongedachte, kan niet anders dan komen tot een seculiere levensbeaming. Al het bovennatuurlijke blijkt een afgeleide, in het leven geroepen door onze verbeeldingskracht.


Het bovennatuurlijke bestaat. Andere werelden dan de natuurlijke bestaan, en wel in de verbeelding. En in de verbeelding doet hun werkelijkheid niet onder voor die van de natuurlijke wereld. Zoals niemand het bestaan zal betwijfelen van een wereld die hem wordt voorgetoverd in het zien van een film, in het lezen van een roman, of in het spelen van een game, zo bestaat er ook een goddelijke wereld voor degene die erin gelooft. Al deze werelden zijn een vorm van het bovennatuurlijke, in de zin dat zij ontsnappen aan de wetten en de noodzakelijkheid van de natuurlijke wereld.


Dé wereld bestaat niet. Het aantal imaginaire, bovennatuurlijke werelden is in principe oneindig. Er is niet één wereld die hen allemaal omvat.